Kunstschilder, tekenaar,
aquarellist Naam:
Meegeren, Hendricus (Han)
Antonius van Geboren:
Deventer - 10 oktober
1889 Overleden:
Amsterdam - 30 december
1947 Atelier/Adres:
Laren - villa "De Wijdte" Hoog
Hoefloo 46 Hendricus (Han)
Antonius van Meegeren werd op 10 oktober 1889 te
Deventer geboren. Hij studeerde aan de Technische Hogeschool
te Delft, behaalde daarna de Akte M.O. tekenen. Technisch
beschouwd werd hij een der knapste schilders en tekenaars
van ons land. Hij vormde zich voornamelijk zelf maar kreeg
weinig of geen erkenning voor zijn werk wat geestelijk
moeilijk was te accepteren.. In mei 1945 werd in de
kunstcollectie van rijksveldmaarschalk Goering die woonde in
Schloss Fischhorn in het Oostenrijkse Zell am See een
(vermeende) zeventiende-eeuwse Hollandse meester, een oude
Vermeer, aangetroffen. Het doek Christus en de overspelige
vrouw bleek later een op unieke wijze te zijn vervalst door
Han van Meegeren. Meerdere werken van oude meesters onder
andere Frans Hals en Rembrandt. De Emmaüsgangers van
Rembrandt is de bekendste vervalsing van Van Meegeren
geworden. Van Meegeren had deze werken in het grootste
geheim gemaakt in zijn villa "Primavera" in het Zuidfranse
plaatsje Rocquebrune waar hij in 1932 vanuit Den Haag ging
wonen. Eerst maakte hij een studie van de werken van de
Hollandse zeventiende meester Johannes Vermeer van Delft.
Hij bezocht Nederlandse en buitenlandse Musea in
München, Londen en Parijs waar hij vele uren doorbracht
om de oude meester te bestuderen. In de National Gallery in
Londen bestuurde hij op een portretje van Vermeer speciaal
zijn signatuur. Pienter als hij was wilde hij niet de fout
maken van zoveel onnozele vervalsers die oude schilderijen
op nieuw linnen maakte. Nee hij kocht in
antiquiteitenwinkels naar ingelijste schilderijen uit de
zeventiende eeuw die geen of weinig kunstwaarde hadden. Hij
onderzocht welke soorten verf Vermeer in die tijd gebruikte
en dat waren o.a. Ultra Marijn en Zinober. Deze verfsoorten
kocht hij in de gerenommeerde zaak van Windsor en Newton aan
ede Bondstraat in Londen. In Frankrijk zocht hij
naar een methode om die verfsoorten onoplosbaar te maken,
omdat de zeventiende-eeuwse in die tijd onoplosbaar waren.
In Den Haag had hij in een boekenstalletje een boek gevonden
over "Olie en Vetten" waar een deskundig artikel in stond
over het verharden van kunsthars. Na diverse proeven bleek
dat de verf gemengd kon worden met kunsthars. Na verhitting
tot 120 graden Celsius kreeg het de hardheid van de
zeventiende-eeuwse verf. Kunstmatig werden de craquelures
aangebracht door het doek op verschillende plaatsen rond een
stok te buigen, een kenmerk van oudheid. Daarna smeerde hij
het doek in met Oost-Indische inkt die door het vernis wel
in de craquelures trok maar niet in de verf. De laatste fase
was er voor zorgen dat het vernis een bruine kleur kreeg en
dat deed Van Meegeren door verhitting van het doek. Techniek
en Intelligentie samen gaf het juiste resultaat. Ruim 6
weken had hij nodig om deze meesterlijke vervalsing te
maken. Er kwamen geen leveranciers aan de deur. Hij leefde
als een kluizenaar op het hoogste punt van een rots aan de
Rivièra en maakte daar zeven Vermeer vervalsingen.
Later zouden kunstexperts van internationale faam zouden de
echtheid van de doeken tot het laatst toe verdedigen. Met
het schilderen van de vervalsingen was de wraak op de
kunstexperts niet voltooid. Het begon pas. De doeken moesten
worden verkocht. Via tussenpersonen slaagde hij erin om voor
veel geld de doeken aan de man te brengen. Hijzelf bleef
achter de schermen. Met het verhaal dat deze werken uit
Italië kwamen twijfelde niemand aan de echtheid, want
al jaren leefde het vermoeden dat in dat land een aantal van
de verdwenen doeken in particuliere handen zou kunnen zijn.
Van Meegeren had daarom juist religieuze motieven
geschilderd. Begin 1940 ging hij terug
naar Nederland en vestigde zich in Laren in de riante villa
"De Wijdte" aan het toenmalige Hoefloo met direct uitzicht
op de Larense heide. Vanuit Laren begon hij zijn vele
miljoenen te beleggen in huizen en grond. In zijn villa
werden braspartijen voor vrienden en Duitse gasten
georganiseerd. Hij was een bohémien die hield van
feesten, drank en vrienden. Ook al was hij geen lid van de
Kulturkammer, toch had hij in 1942 voor de Führer een
schilderij "De Wolinzameling" gemaakt voor een actie aan het
Oostfront. Na drieënhalf jaar in Laren te hebben
vertoefd, kocht Van Meegeren in het najaar van 1943 een pand
aan de Keizersgracht 321 in Amsterdam. Daar bleef hij tot de
bevrijding en tot het moment van zijn arrestatie. Doordat
hij Nederlandse Kunst aan de bezetters had verkocht werd hij
als collaborateur gezien. Van Meegeren probeerde zich te
redden door te vertellen dat hij deze werken had gemaakt om
hen een loer te draaien. In het atelier in zijn villa in
Frankrijk werd weliswaar bewijsmateriaal gevonden voor de
vervalsingen maar toch geloofde de Kunstwereld hem niet en
er werd geëist dat hij bewees dat hij de vervalsingen
gemaakt had. Acht weken lang stond hij voor de schildersezel
terwijl experts hem op de vingers keken. Hij was een door
hemzelf gekozen bijbelse voorstelling, Jezus onder de
schriftgeleerden. Onder de gegeven omstandigheden werd het
doek geen subliem meesterwerk maar de heren experts moesten
toegeven dat Van Meegeren inderdaad de geniale vervalser
was. Interessant was de vraag wat er gebeurd zou zijn indien
Van Meegeren niet de vervalsing doch de collaboratie had
toegegeven?. Had hij de wereld in dat geval voor eeuwig
opgescheept met vals oude meesters? Zelf gaf hij hierop het
antwoord: "Als ik in 1945 niet als collaborateur was
gearresteerd en wanneer mijn temperament mij er niet toe had
gedreven in juli 1945 te erkennen dat ik de
Emmaüsgangers had gemaakt, dan zou ik de bewijzen
daarvan in een testament hebben vastgelegd en de wereld
hebben gedwongen mij als de maker van dit sublieme doek te
erkennen". Voordat hij zijn straf zou ondergaan, overleed
Van Meegeren op 30 december 1947 op 58-jarige leeftijd aan
een hartverlamming in de Valeriuskliniek in
Amsterdam. Hij heeft o.a. les
gegeven aan J. van Hoboken en P. Glazener. (Heeft vermelding in de
Pieter A. Scheen 1750-1950) olieverf part. bezit