Han van Dam
De Valk Lexicon kunstenaars Laren-Blaricum

Kunstschilder

Naam: Dam, Jean Paul Henri Mari Louis

Geboren: Zaltbommel - 21 maart 1901

Overleden: 1975

Atelier/Adres: - Laren - ?

Dam, Jean Paul Henri Mari Louis (Han) van, werd geboren op 21 maart 1901 te Zaltbommel. Hij was leerling van de Akademie v. B.K. in Den Bosch olv. Piet Slager. Hij behaalde de akte M.O. tekenen. Daarna kreeg hij 2 jaar les aan de Rijks- Akademie te Amsterdam olv. J.H. Jurres.Hij woonde en werkte o.a.in Zaltbommel, Den Bosch, Amsterdam, Laren (N.H.), Amsterdam, Den Haag. Van Dam schilderde en tekende (in naturalistische trant) portretten, personen, stillevens en landschappen. Hij was lid van 'Pulchri Studio' in Den Haag. Gaf les aan de Akademie v. B.K. in Den Haag.

Een schilder in het Statenkwartier.
Honderd jaar geleden (op 21 maart 1901 om precies te zijn) werd de kunstschilder Han van Dam geboren. Han van Dam, die in 1975 overleed, woonde en werkte een belangrijk deel van zijn leven in de Ten Hovestraat 51 in het Statenkwartier. Aan deze uitzonderlijke kunstenaar, vriend en collega van Paul Citroen, en leermeester van onder meer Herman Berserik, Peter Struycken en Co Westerik, is dit artikel gewijd.

Han van Dam aanschouwde het levenslicht in het Gelderse Zaltbommel. Bij zijn inschrijving in de registers van de burgerlijke stand kreeg hij de voornamen Jean Paul Henri Mari Louis. Het waren dezelfde namen die ook gedragen waren door zijn grootvader van vaderskant, die het jaar ervoor was overleden. Grootvader Van Dam, van beroep wethouder, was een man geweest die in zijn vrije tijd graag en met het nodige talent pen of penseel ter hand nam. Men zou dus kunnen zeggen, dat de liefde voor de schilderkunst Han van Dam in de genen werd meegegeven. Hanny, zoals hij tot in zijn kleutertijd heette, was het oudste kind van Pieter Dirk van Dam en Margeritha Johanna Versteegh, die in 1898 waren getrouwd. Beide ouders stamden uit vooraanstaande families. Margeritha behoorde tot een geslacht dat door huwelijksbanden was gelieerd aan de jonkheren Van Lidt de Jeude. Pieter Dirk was de tweede zoon van de heer van Brakel, Rodichem en Snelrewaard, een titel die een eeuw eerder door de Van Dams via huwelijk was verworven. Van de toen inmiddels archasche heerlijkheidstitel werd in de jaren 1930 door de familie Van Dam afstand gedaan. Han van Dam zou later tegen een leerling opmerken, dat hij afkomstig was uit een familie van wapenfabrikanten en enkele notarissen. Een geheel getrouwe weergave van de feiten was dat niet; het waren eerder landeigenaren en notabelen. Het vormt een verklaring voor zijn aristocratische uitstraling, die zich mede uitte in zijn steeds correcte kleding (zelfs als hij schilderde droeg hij een colbert) en zijn beschaafde omgangsvormen.

Van jongs af was Han van Dam in aanleg meer een mens voor buiten dan voor binnen. Als dreumes genoot hij als het gezin met de equipage uitreed ten einde in de omgeving visites af te leggen bij de voorname families, die tot de kennissenkring van zijn ouders behoorden en veelal in riante huizen langs de Waal woonden. Niet omdat de bezoeken als zodanig het jongetje nu erg veel belang inboezemden, maar veel eerder vanwege de bijkomende omstandigheid dat hij onderweg de schoonheid van de natuur in de Bommelerwaard in zich op kon nemen. Een schoonheid die daar in de beginjaren van de twintigste eeuw nog van een ongerepte en overweldigende pracht was, en die door het steeds wisselend spel van nevel, licht en kleuren, zo kenmerkend voor een gebied waar land en water elkaars complement zijn, nog werd verrijkt.

Het bleek van doorslaggevend belang te zijn voor zijn keuze om kunstschilder te worden. Zijn ouders vonden het eigenlijk maar niets ('Dat is toch geen bezigheid voor een heer!'), maar gaven uiteindelijk toch toe. In 1919 meldde hij zich dan ook aan bij de Koninklijke School voor Nuttige en Beeldende Kunsten in Den Bosch. Hij kwam er in de leer bij Piet Slager, niet alleen een landschapschilder van formaat maar ook een begaafd portrettist. Zijn leertijd in Den Bosch beëindigde Han van Dam in augustus 1924 met het behalen van de onderwijsakte. Na de vervulling van zijn dienstplicht liet hij zich vervolgens inschrijven aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunst in Amsterdam. Daar volgde hij tot 1927 de tekenlessen van de in die dagen hooggeprezen professor Jurres. Op de academie leerde hij tevens zijn (eerste) vrouw kennen: Mopje van Bruggen, met wie hij in 1928 te Laren in het huwelijk trad. Mopje was de dochter van het schrijversechtpaar Kees en Carry van Bruggen, die toen overigens al enige jaren gescheiden waren. Voor Carry van Bruggens tweede echtgenoot, de kunsthistoricus dr. Arie Pit, had Han van Dam een groot respect. Van hem, die in zekere zin als zijn mentor kan worden beschouwd, zou hij later zeggen: 'Arie Pit is de man geweest, die mij echt heeft leren kijken.'

Begin 1929 vertrokken Han en Mopje van Dam voor enkele maanden naar Parijs om daar hun beider artistieke basis via verdere studie te verbreden. Want (het wordt wel eens vergeten) ook Mopje schilderde, waarbij haar voorkeur later voornamelijk uitging naar bloemstillevens. De Franse hoofstad stond in die dagen bekend als het centrum van de moderne schilderkunst en was de thuishaven van kunstenaars van naam, zoals Picasso, Chagall, Matisse en (de Nederlander) Kees van Dongen. Han van Dam is altijd sterk georiënteerd geweest op de voortbrengselen van de Franse kunst in al haar uitingsvormen. Wanneer hij met een boek werd aangetroffen - en dat was vaak - dan bleek dat vrijwel altijd van de hand van een Franse auteur te zijn. Anatole France, Proust, Verlaine en Baudelaire... het waren schrijvers waarvan hij genoot. En als hij naar muziek luisterde, dan bij voorkeur naar het werk van de componisten Saint-Saëns en Berlioz. Maar als beeldend kunstenaar lag zijn diepste affiniteit vanzelfsprekend bij de Franse schilderkunst. De post-impressionist Cézanne beschouwde Han van Dam zelfs als zijn grote voorbeeld.Kast met voorwerpen die Van Dam op zijn stillevens heeft afgebeeld.

Teruggekeerd in Nederland, vestigden Han en Mopje van Dam zich in Amsterdam. In die stad vond in 1932 zijn eerste (bescheiden) tentoonstelling plaats. Datzelfde jaar werd hij benoemd tot secretaris van De Onafhankelijken, een vereniging van beeldend kunstenaars, die onder haar leden ook Carel Willink telde. Rond die tijd verkreeg Han van Dam tevens een aanstelling als docent aan de Nieuwe Kunstschool, waar Paul Citroen eveneens werkzaam was. Han van Dams persoonlijk leven verliep minder voorspoedig; Mopje en hij gingen in 1935 uit elkaar. Vier jaar later hertrouwde hij met Henriëtte Frankfort, de eigenaresse van een kunstgalerie in de hoofdstad. Werd dit huwelijk uiteindelijk evenmin een succes, zijn - na de oorlog gesloten - derde en laatste verbintenis met Hanske de Jong werd dat wel. Hun zoon Jan Jaap werd in 1951 in Den Haag geboren. Sinds 1939 verbleef Han van Dam beroepshalve een groot deel van de week in die stad, waar hij benoemd was tot leraar portretschilderen aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten. Het huis in de Joan Maetsuyckerstraat 18, waar hij aanvankelijk woonde en zijn atelier had, ontkwam als een der weinige aan het vernietigende bombardement dat op 3 maart 1945 het Bezuidenhout trof. In de oorlogsjaren nam Han van Dam fel stelling tegen de maatregelen van de Duitsers, die zeker vanaf 1942 de vorm van terreur aannamen. Hij hielp joodse medeburgers aan onderduikadressen en was betrokken bij de vervaardiging van valse persoonsbewijzen.

Als mens en docent werd Han van Dam door zijn leerlingen aan de academie bijzonder gewaardeerd. Maar in één opzicht schoot hij mogelijk in hun begeleiding te kort: hij stond geen 24 uur per dag voor hen klaar. Want hij hechtte zeer aan de tijd die hij voor zichzelf kon besteden en die vrije uren schermde hij rigoreus af tegen derden. Huisbezoek van zijn leerlingen werd door hem dus bepaald niet aangemoedigd. Verder dan tot het aanschouwen van de gevel, het beroeren van de deurbel en het zicht op een glimp van de hal van zijn woning in de Ten Hovestraat kwamen de meesten van hen dan ook niet. Han van Dam stond vrijwel iedereen, charmant als steeds, in de deuropening te woord, maar versperde tegelijkertijd met zijn nonchalant gestrekte linkerarm elke directe toegang. Als drempel bleek dat afdoende.

Naast zijn docentschap bleek Han van Dam na de bevrijding eveneens bestemd te zijn om een niet onbelangrijke rol te spelen binnen de wereld van de kunst in herrijzend Nederland. In 1946 werd hij benoemd in het bestuur van de in dat jaar opgerichte Stichting der Nederlandse Kunstschilders, en in 1947 tot lid van de jury voor de Koninklijke Subsidie voor Vrije Schilderkunst. In die jury, waarvan hij geruime tijd het voorzitterschap bekleedde, heeft hij tot 1966 zitting gehad. De man die werd geroepen om de prestaties van anderen met een soort aanmoedigingspremie te honoreren, timmerde zelf overigens niet graag aan de weg. Tot het tentoonstellen van zijn werk liet Han van Dam zich slechts dan bewegen, als hierop met klem door zijn omgeving was aangedrongen.

De laatste jaren van zijn leven verliepen voor Han van Dam bepaald niet gemakkelijk. Hoewel de geest nog wilskrachtig was, het lichaam liet het afweten. En daar had hij uiteraard moeite mee. Tijdens een wandeling door de Scheveningse Bosjes zei hij, de natuur in zich opnemend, in noodgedwongen berusting tegen zijn vrouw Hanske:

'Ik zie alles zo nieuw, zoals het nog nooit geschilderd is... en nu kan ik het niet meer maken...'

Als uiting van zijn hoogste waardering typeerde Paul Citroen het werk van Han van Dam ooit als 'onopvallend.' Vergelijkt men het oeuvre van Han van Dam met dat van een tijdgenoot, zoals de expressionist Jan Sluijters, dan wordt meteen duidelijk wat Citroen met die karakteristiek voor ogen stond. Sluyters met zijn theatrale en bombastische sfeertekening en Han van Dam met zijn ingetogen eenvoud. Het is het verschil tussen een schreeuw en een fluistering, tussen een fanfare en een strijkkwartet.

Wie meer wil lezen over Han van Dam, zij verwezen naar mijn eind januari 2001 verschenen publicatie:'Men moet volkomen zichzelf beluisteren.' Een levensschets van de kunstschilder Han van Dam (1901-1975). Het boek is onder meer verkrijgbaar bij boekhandel 'De Vulpen' op de Frederik Hendriklaan te Den Haag.

door Karel Wagemans.

top pagina | vorige pagina | devalk.com | devalk.com/kunstenaars

devalk.com/kunstenaars