Ocker, Dirk werd op 9 augustus
1882 te Amsterdam geboren. Hij wilde graag schilder worden
en via een verzoek van zijn vader aan Koningin Wilhelmina
kreeg hijeen beurs om naar de Rijksacademie te Amsterdam te
gaan. Hoewel hij moeite had zich aan te passen aan de
opvatingen van zijn leraren, meent men in zijn vroege werk
invloeden van de Amsterdamse School te herkennen. Tijdens
zijn studie-tijd daar ontmoette hij het schildersmodel Paula
Janette waar hij later mee trouwde.
Na hun huwelijk zwierven ze door
binnen-en buitenland en wanneer ze in Nederland waren,
woonden ze afwisselend in Mook, Laren
(Hij woonde daar o.a. op de
molenweg
nr.322 Adresboek: Laren-Blaricum 1938
in de Villa "In 't eiken
hakhout"), of Amsterdam. Dirk
Ocker schilderde en tekende figuren (naakten), portretten,
taferelen in oude Italiaanse stijl (Da Vincien Michel
Angelo) Zijn eerste tentoonstelling had hij in 1903 te
Amsterdam, waar o.a. het schilderij Pythia door het Haags
Gemeente Museum werd gekocht. In 1904 werd in Laren
zijn dochter Paula geboren.
In 1905 was hij één van de
oprichters van de eerste Gooische Groep "De Tien" met de
kunstenaars: E.van Beever, Co Breman, Toon de Jong, August
Legras, Derk Meeles, David Schuiman, A.M Broekman, S.Garf en
Jan van Schooten. In 1906 was de tentoonstelling van "De
Tien" in Kunstliefde te Utrecht een groot succes.Citaat uit
"Gooische Schilders door Jan P.Koemans A.J.G.Strengholt,
Amsterdam 1969: Dirk Ocker, een wat recalcitrante figuur in
het kunstwereldje, schilderde bij voorkeur heroïsche
taferelen in oude Italiaanse stijl van Da Vinci en Michel
Angelo, doch minder knap. Voor een Londense kunsthandel
heeft hij enige jaren Larense interieurs geschilderd,
wat hem veel geld opleverde; later keerde hij weer terug tot
zijn Italiaanse stijl. Die Larense interieurs werden door
kunsthandelaar Verspeijen naar Londen verkocht.
In 1906 exposeerde hij op een
tentoostelling "De Gooische Tien" in Kunstliefde te Utrecht.
Indatzelfde jaar werd zijn zoon Johannes (Bock) te Amsterdam
geboren. In
1916 betrok de familie Ocker een huisje met inbegrip van
één hectare wildernis in de Plasmolen, een
gehucht bij de plaats Mook in Noord-Limburg. Met andere
schilders ontstond daar een hechte kunstenaars-groepering
"de Plasmolense Schilders" In diezelfde tijd kwam kwam Ocker
onder invloed van natuurfreak Jaques van Mourik, die de
eenzaamheid opzocht maar eigenlijk niet alleen wilde zijn en
mensen om zich heen verzamelde. Met paard en kar,
beschilderd met afbeeldingen van de Sixtijnse kapel, trokken
ze naar Zuidlimburg. Zingend en schilderend bedelden ze een
tijdlang hun kostje bij elkaar. Stilaan werd Ocker tot een
"in zichzelf gekeerde romanticus, die zoekt of zich
afvraagt, bijna nooit stelt of beweert". Deze ontwikkeling
had verschillende oorzaken. Ocker was van nature al
introvert, ietwat zonderling. Hoewel zijn Larense doeken
goed verkochten, werd zijn eerste zelfstandige expositie
geen succes. De kritiek was verre van bemoedigend. Een
tweede keer exposeerde hij in 1935 samen met Lanooy in
galerie Binnenhuiskunst op het Westeinde te Amsterdam. Deze
expositie had wel een redelijk succes.
Het afgezonderde bestaan in de Plasmolen
bekoorde hem; de contacten met Amsterdam verwaterden. Dit
proces werd bevorderd door zijn groeiende belangstelling
voor de theosofie; gaandeweg raakte hij steeds meer
gefascineerd door de mystiek van de hem omringende natuur.
Een aantal schilders toonde belangstelling voor de
theosofie. In ons land kwam de theosofische levensopvatting
tot uiting in werken van Piet Mondriaan, Jan Toorop, Johan
Thorn Prikker en Janus de Winter. Ocker geloofde dat hij
bezig was met zijn laatste reïncarnatie waarin hem de
opdracht ten deel viel om te schilderen. Uiteindelijk zou
een hogere instantie beoordelen of hij zijn opdracht naar
behoren vervuld had. Hij voelde daarom nauwelijks een
behoefte om te exposeren.
Dirk en zijn vrouw moesten in 1944 wijken
voor het oorlogsgeweld. Zij vluchtten via Duitsland naar
Frankrijk en weer terug naar Nederland, waar ze in
Laren onderdak vonden. In 1945 keerde hij terug naar
de Plasmolen voor de herbouw van het
huis. Hij verkocht zijn doeken altijd alleen als het
broodnodig was, want ieder schilderij was er
één minder voor later. Men kan zich dan ook de
paniek voorstellen die zich meester maakte van zus Fem en
zoon Bock toen in mei 1945 bleek dat al zijn werk verloren
gegaan was. In 1954 schrijft R.Tolman in De Spiegel nr. 50
over Dirk Ocker. Op 19 december 1958 overlijdt Ocker en
wordt begraven te Gennep.
In 1998 wordt er een expositie gehouden
over Dirk Ocker, schilder-theosoof in het
documentatiecentrum van Mourik te Mook.
literatuur: Dirk Ocker, schilder met een
opdracht / Fred&Ietje Pinckers- ISBN
90-71832-34-1
|