Jan Rinke
De Valk Lexicon kunstenaars Laren-Blaricum

Kunstschilder illustrator van Pietje Bell

Naam: Rinke, Jan Frederik

Geboren: Schildwolde - 27 maart 1863

Overleden: Den Haag - 20 mei 1922

Atelier/Adres: - Laren - Zijtak

Rinke, Jan Frederik werd op 27 maart 1863 geboren te Schildwolde (Slochteren). Hij was leerling van de Rijksacademie in Amsterdam tussen 1899 en 1902 (avondcursus). Hij woonden en werkte in Amsterdam tot 1912, Blaricum 1913, Laren (op de Zijtaksweg 188 Adresboek: Laren-Blaricum 1916!), Volendam, Den Haag. In het buitenland werkte hij o.a. in Londen, New York, Berlijn, België en Oostenrijk (Tirol).

Hij was tekenonderwijzer, kunstnijveraar, schilder, etser en lithograaf. Hij illustreerde ook kinderboeken. Eerste uitgave van "Pietje Bell of de lotgevallen van een ontdeugende jongen", verscheen met illustraties van Jan Rinke in 1914.

Rinke overleed op 20 mei 1922 te Den Haag aan een hartaandoening.. (Zie verder tekst Francien Braaksma hieronder)

(Heeft vermelding in de Pieter A. Scheen 1750-1950), Waller.

klik hier voor vergroting
- Boer met pijp -
 

Jan Rinke (1863-1922) illustrator van Pietje Bell door Francien Braaksma

"Een harde werker die zelden thuis was."


Tijdens mijn opleiding tot jeugdbibliothecaris aan de Frederik Muller Akademie(1969/1970), liep ik stage in de Centrale Jeugdbibliotheek van Amsterdam. Er bleef genoeg tijd over om in het magazijn de collectie oude kinderboeken te bekijken. Ik begon met de jongensboeken. Veel waren er geïllustreerd door Tjeerd Bottema, en Jan Sluyters, mooi en soms een beetje saai.
Met Jan Rinkes boekbanden en illustraties was meer aan de hand: een tikje venijnig, knap, maar ook wel klungelig, affiche-achtige prenten op banden en ruggen. Binnen de prentenboekenverzameling trof ik hem opnieuw aan: felle stripachtige prentenboeken en sprookjesprentenboeken met tekeningen tussen de tekst. De teksten waren van hemzelf en als ze rijmden waren het volgens de Vlaamse criticus Van Tichelen "rammelrijmpjes".


Reinold Kuipers, oud-directeur van uitgeverij Querido en De Arbeiderspers, was toentertijd al een groot liefhebber van Rinke. Hij vond hem "meer bepalend dan wie ook voor het uiterlijk en de sfeer van wat het jongensboek heet". Wij gingen erover corresponderen en ik kwam bij Kuipers thuis in Amstelveen zijn Rinke-verzameling bekijken.
Na jaren van gelobby ("uit Slochteren komt niet alleen ons gas, maar ook Jan Rinke!"), was er december 1990 in het gemeentehuis van Slochteren (Gr.) de allereerste overzichts-tentoonstelling van Jan Rinke, dankzij vooral de inzet van Kuipers en Greet Talens, bibliothecaresse. Bij de tentoonstelling verscheen een boek: Jan Rinke:  illustrator van Pietje Bell [eindred. D.H. Huizing], met medewerking van vijf van zijn kleinkinderen, een schoonzus, Kuipers, W.A.Hofman het buurjongetje uit Den Haag, Anne de Vries en mijzelf. De tentoonstelling reisde naar de UB van Amsterdam en de Bibliotheek van Rotterdam.
Naar aanleiding van de tentoonstelling kreeg het Letterkundig Museum twee Rinke-schenkingen met oorspronkelijke tekeningen, ontwerpen voor affiches, kinderboeken, Het schimmenspel van Jan Rinke en werk voor volwassenen.

Wonen, reizen, leven en werk
Jan Frederik Rinke is in 1863 geboren in Schildwolde, gemeente Slochteren, in de 'sarrieshut'. Vader Rinke was commies van's Rijks Belastingen. In 1865 verhuisde Rinke met zijn ouders naar Warffum en later naar Bedum en Voorburg. Hij werd in 1887 onderwijzer in Rotterdam met op een ander adres een "atelier artistique".
In 1892 trouwde Jan "een betrekkelijk kleine, gedrongen man" in Amsterdam met Theodora Johanna Bakkers (Delfshaven,1867), "lief, knap, met hele mooie, ronde, blauwe ogen, een statige, rijzige verschijning, wat langer dan haar man". Van beiden werd daarbij genoteerd dat ze geen godsdienst hadden. Ze gingen in Kralingen wonen, maar verhuisden nog in 1892 naar Arnhem en in 1898 vertrok het gezin met drie kinderen naar Berlijn. 
Van 1899, hij was toen 35 jaar, tot 1902, volgde Rinke de avondcursus bij professor Allebé op de Rijksacademie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, waarna hij zich kunstschilder noemde.


Van Amsterdam vertrokken ze in 1902 naar Bussum; 1904 Laren N.H; Schoorl 1907/1908; Amsterdam van 1908 tot 1912 (verhuisden hier vier maal); opnieuw Laren 1912; Blaricum 1913; Sloten bij Amsterdam, 1913/1914 (verhuisden drie maal); wederom Laren in 1915 (arriveerden met vijf dochters en twee zoons); Naarden 1917, Rinke noemde zich nu "illustratieteekenaar" en tenslotte Den Haag (Scheveningen), van 1917 tot 1922.
Kon zijn vrouw tijdens zijn afwezigheid de huur niet meer betalen en moest er dan snel verhuisd worden? Ik telde 25 adressen waar hij met zijn familie officieel ingeschreven stond, maar het zijn er vast meer geweest. Over zijn buitenlandse verblijven, België, Berlijn, Londen, New York 1911/1912, Tirol (Oostenrijk) en Parijs, weten we bijna niets.
Voor een onbekende Amerikaanse uitgever zou hij voor een humoristisch weekblad gedurende een tiental jaren strips met een eigen Engelse tekst over Volendamse kinderen gemaakt hebben: Kay and Klaus.

Rinke leefde als een vrije kunstenaar, terwijl hij een groot gezin had met elf kinderen, van wie er vijf jong stierven. Hij ondernam veel om aan geld te komen en was daardoor zelden thuis, "het huishouden wist ook weinig van hem".
Reinold Kuipers zei hierover: "Hij heeft zich populair gezegd rot gewerkt. De betaling is naar de geest der tijd vast minimaal geweest".
Floor ten Kortenaar-Leijenaar, kleindochter: "Jan Rinke was een dondersteen! Als hij een boek illustreerde dat zich in een bepaalde omgeving afspeelde, huurde hij een kamer bij een hospita en bleef een paar maanden weg. Wanneer hij een schilderij af had en het was verkocht, meestal schilderde hij in opdracht, dan werden schulden betaald, er kwam taart en vervolgens ging hij weer op reis". Zo verschenen er tussen 1904 en 1906 naast al het andere werk negen delen Schoone plekjes in Nederland met eigen tekst en tekeningen.


Tijdens de Eerste Wereldoorlog was hij langdurig in België en leed het gezin honger, "de thee werd drie keer afgetrokken". Zijn vrouw moest zich zien te redden als kamerverhuurster. Rinke maakte in die tijd 300 illustraties bij een boek over de oorlog in België uit 1915, Van het slagveld der natiën van Frank Gericke (pseudoniem van Derk Hoek).
Uiteindelijk kon zijn vrouw het niet meer aan in haar eentje. In 1921 vertrok Theodora naar Oud Rozenburg, "thuis voor krankzinnigen". Rinke bracht de kinderen onder bij familie, op kostschool of in een kosthuis en vertrok.
In 1922 kwam hij doodziek terug uit Parijs en overleed kort daarna in Den Haag aan een hartkwaal, 59 jaar oud. Theodora overleefde hem nog vijf jaar.
Het overlijdensbericht van N.H.Wolf in De Kunst beschrijft hem als "een zeer sympathieke, knappe en bescheiden kunstenaar". De Prins; der geïllustreerde bladen drukt een foto van hem af en noemt hem "de zeer begaafden schilder en teekenaar." Het Vaderland vermeldt "de harde werker, die met zijn arbeid zeer veel heeft bereikt" en de Leeuwarder Courant noemt hem "bijzonder productief op velerlei gebied".

Jan Rinke was vooral véél: onderwijzer en tekenonderwijzer, tekstschrijver, illustrator, etser en lithograaf, kunstschilder, ontwerper van kostuums, van reclamedrukwerk, affiches, boekbanden, ansichtkaarten, kleurplaten, opzet-prentenboeken, een kalender, toverlantaarnplaatjes, een schimmenspel en een poppenkast. Met zijn schimmenspel trad hij veel op, ondermeer in Theater Odeon in Amsterdam en het RK Werkliedengebouw Laren-Blaricum. Hij was ook kunstnijveraar, ontwerper van artistiek houten speelgoed, zoals een kinderboerderij en legdozen (voor prinses Juliana). Ten Kortenaar hierover: "Hij zat altijd met een zakmesje te krabben aan hout".
Politieke tekeningen en illustraties verschenen van hem in tenminste16 tijdschriften en kranten, zoals De Amsterdammer en de Nieuwe Haagsche Courant, De Ware Jacob, De Nederlandsche Spectator en De Notenkraker. De Vrije Universiteit van Amsterdam heeft inventarissen van politieke tekeningen samengesteld, waarin veel van Rinke is terug te vinden. Marjoke Rietveld vermeldt in Jeugdtijdschriften in Nederland en Vlaanderen 1757-1942  (1995) dat hij tussen 1887 en 1920 aan vier jeugdtijdschriften meewerkte: Neerlands Jeugd, Weekblad voor de jeugd, Onze kinderen en Jong leven.
Het liefst van alles was hij kunstschilder. Zijn schilderijen hebben affiniteit met de Amsterdamse en Haagse School, maar vaak was er geen geld voor verf of schilderslinnen, "ze hadden het niet breed".


In 1910 deed hij mee aan de 20e tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam van de Schildersvereeniging Sint Lucas (van oud-leerlingen van de Rijksacademie). Er exposeerden meer dan honderd kunstenaars, waaronder Tjeerd Bottema, Jan Sluyters, Otto van Tussenbroek, Huib Luns, Gustaaf van de Wall Perné, Piet Mondriaan en de Amsterdamse Joffers.
Volgens kleinzoon Peter Leijenaar hadden Mondriaan en Rinke wel contact, toen ze beiden een tijdlang in Domburg op Walcheren bivakkeerden. Op een grote, vrolijke groepsfoto in het boek Mondriaan aan de Amstel 1892/1912, (1994) staan Rinke en Mondriaan afgebeeld met ondermeer de toneelspelers Paul Huf en Lou Saalborn.
Helma Wolf-Catz in Het dokterhuis aan de Torenlaan uit 1981 over kunstenaars uit Laren, noemt hem een bijzonder vriendelijk en geduldig man en ze gaat verder: "En de macht van een kunstenaar kan groot zijn. Jan Rinkes portret van mij hing namelijk aan de muur, toen ik opgepakt werd door een Nederlandse handlanger van de Duitsers. Hij keek ernaar en vroeg me of ik dat lieve meisje was geweest, hetgeen ik volmondig bevestigde. Het gevolg was dat ik samen met mijn man en mijn dochter van hem de gelegenheid heb gekregen te ontsnappen".

Illustraties
Nog in de 19e eeuw heeft Rinke tenminste drie kinderboeken geïllustreerd. Twee daarvan in de jaren '80 en in 1892 verschijnt een luxe herdruk van De Negerhut in de vertaling van C.S. Adama van Scheltema, met 284 illustraties door J.Rinke, Wenckebach, C.Verkees en H.E.M.
Het prentenboek met versjes van J.D.C. van Dokkum Met tante naar de theetuin uit 1910 kreeg in 1914 de Eereprijs van Amsterdam. Volgens Ten Kortenaar stonden Rinkes vrouw, het buurjongetje en twee van zijn dochters hiervoor model..
De tentoonstelling Schoonheid in het leven van het Volkskind in 1914 ter gelegenheid van tien jaar Nederlandsche Vereeniging Schoonheid in Opvoeding en Onderwijs levert de vermelding "lieveling der pedagogen" op, samen met Rie Cramer en Anna Maria Stork-Kruyff.
Voor zijn jongensboeken gebruikte hij meestal diverse manieren van illustreren: versierde letters, landschappen in een kader, zwartjes, actie, fijn-realistisch werk. Soms was dit werk weergaloos, dan ineens weer stijfjes, vaak karikaturaal en in weinig lijnen. In de illustraties tekende hij herhaaldelijk zichzelf en zijn gezin "Pietje Bell, dat waren wij", maar ook buurkinderen, Van Abkoude, tekenaar Albert Hahn, Lenin en de schilder Toorop. Afgebeelde voorwerpen, zoals het schilderskrukje, bestaande uit drie losse poten en een lapje van jute, de schilderskist, de bril en stoelen kwamen bij hem vandaan. Een huis, een landschap, een waterpartij, hij tekende maar zelden gefantaseerde plekken.


Rinke had een goed oog voor details: bij mannenkleding besteedde hij vaak extra aandacht aan de schoenen. Vrouwen en meisjes gaf hij, ook in de jongensboeken, mooi, sterk en met liefde weer. Behalve in het geval van gemene tantes, maakte hij er klassieke schoonheden van in prachtig vallende zwierige gewaden. Hij had verstand van proporties, dat is goed te zien in twee boeken met van zijn hand: Het teekenen van hoofd en hals, 1905, en Het teekenen van het menschelijk lichaam,1906, 4e dr. 1992 .
Illustraties en boekbanden signeerde hij veelal zelfbewust, met grote letters.
Met het prentenboek Rakkers uit de buurt, uit 1910, met eigen rijmpjes over stoute kinderen, liep hij vooruit op Chris van Abkoudes Pietje Bell van 1914. Volgens kleinzoon Leijenaar waren Van Abkoude en Rinke bevriend: "ze maakten de grapjes samen". Rinke heeft zichzelf met de zeventien jaar jongere Van Abkoude in vijf boeken afgebeeld. Van Abkoude emigreerde echter in 1916 naar Amerika en hoewel Rinke nog drie boeken voor hem, illustreerde zoals De Vleegeljaren van Pietje Bell uit 1920, kwam het met de vriendschap niet meer goed.


Na Rinkes overlijden in 1922 werd D.A.Bueno de Mesquita de opvolger bij het illustreren van de Pietje Bell-serie. Later werden dat Jan Lutz, Henri Pieck, Hans Borrebach en anderen. De oer-Pietje Bell met zijn knipoog of blauwoog bleef daarbij goed herkenbaar.
Zoals Dik Trom wordt vereenzelvigd met de illustraties van Johan Braakensiek, zo is dat bij Pietje Bell het geval met Jan Rinke. De knappe, hilarische prentjes hebben een grote en blijvende invloed gehad op het succes van Pietje.
Simon Carmiggelt schreef in 1952 over zijn lievelingsboek Frits van Duren van Van Abkoude: "En hier is Frits van Duren een weldoortimmerd stuk drukwerk dat de persen van de gebroeders Kluitman in 1916 verliet. De plaatjes van Jan Rinke herken ik nog stuk voor stuk. Ze geleiden je even naar de zoete angst der kinderjaren."
Wat, hoeveel en waar Jan Rinke heeft geïllustreerd blijft onduidelijk. Verschillende drukken van boeken maken wisselend gebruik van zijn arbeid en soms staat op het titelblad abusievelijk de naam van een andere illustrator vermeld.

Via het Letterkundig Museum, de Koninklijke Bibliotheek, Pica en Worldcat is veel te vinden, maar dat is lang niet alles.
Wat betreft zijn bijdragen aan kranten en tijdschriften weten we alleen iets over de spotprenten en dat hij meewerkte aan jeugdtijdschriften.
Mei 2008 zag ik bij Leijenaar voor het eerst de kinderpagina van De Courant van 18 augustus 1906 met daarop een forse tekening met bijpassend vers: Aan 't visschen, beiden van Rinke.
Het Museum Simon van Gijn in Dordrecht bezit ingelijste kleurplaten en een opzet- prentenboek: Jong Holland op Schaatsen, een dag op het ijs (die bestaan er ook over Volendam, aan zee, paardenspul en de kermis).

Nog steeds blijft er veel onbekend en raadselachtig rondom Jan Rinke, zijn vrouw, thuis met al die kinderen, het tomeloze reizen en verhuizen, zijn vriendschappen en het vele, vele, waaraan hij heeft gewerkt.

Francien Braaksma

Op www.hetgeheugenvannederland.nl is werk van Jan Rinke te zien: een jongensboek en prentenboeken zijn doorbladerbaar; daarnaast spotprenten, reclameprenten en ansichtkaarten over de Eerste Wereldoorlog. Pietje Bell, de eerste druk van 1914 is te vinden op www.dbnl.org.
In Leesgoed 2008-3: Francien Braaksma De hond aan de trein, twee keer Pietje Bell: zestig pagina's weg

-Schets van (waarschijnlijk) zijn dochter Corrie -

top pagina | vorige pagina | devalk.com | devalk.com/kunstenaars

devalk.com/kunstenaars