Begrippenlijst

Impressionisme - Richting in de kunst waarbij de persoonlijke onmiddellijke indruk, en niet het geheel van objectief waarneembare onderdelen wordt weergegeven.

Modernisme - Overkoepelende term voor de kunststromingen na ongeveer 1870. Het Impressionisme, Expressionisme, Kubisme e.d. kenmerken zich doordat zij de beeldende middelen als lijn, kleur en vorm veel meer nadruk gaven dan voorheen het geval was. Het schilderij is niet langer een spiegel van de werkelijkheid mear een zelfstandig kunstwerk. De vorm wordt belangrijker dan de inhoud, het verhaal is niet langer het uitgangspunt maar de materie en de vormen.

Symbolisme - Beweging in de beeldende kunst en literatuur aan het eind van de 1 9e eeuw, die door middel van symbolen verwijst naar bepaalde ideeen of gevoelens. Beelden uit de werkelijkheid worden gebruikt om er een stemming of gevoel mee te suggereren. De stijl is vrij realistisch met decoratieve elementen. In Nederland werkten onder andere Antoon Derkinderen en Jan Toorop symbolistisch.

De Stijl - Groepering van met name Nederlandse kunstenaars rond het gelijknamige, in 1917 opgerichte, tijdschrift. Met gebruikmaking van elementaire middelen (zoals de rechthoek en de rechte lijn) en primaire kleuren ontwikkelden zij een nieuwe richting in vooral de schilderkunst en de bouwkunst maar ook in de grafische en toegepaste kunst. Belangrijke vertegenwoordigers zijn Piet Mondriaan, Bart van der Leck, Theo van Doesburg en Gerrit Rietveld.

Kubisme - Stijl in met name de schilderkunst tussen 1907 en 1914. Het Kubisme betekende een keerpunt tussen de kunst die de geziene werkelijkheid toont en de kunst met een nieuwe taal van geabstraheerde en abstracte vormen. Bij het Kubisme was de vorm belangrijker dan de inhoud. Pablo Picasso, Georges Braque en Juan Gris zijn de belangrijkste vertegenwoordigers. Zij baseerden zich onder andere op het werk van de Fransman Paul Cezanne en op de Afrikaanse sculpturen.

Luminisme is een Nederlandse synthese van neo-impressionisme of poitillisme en fauvisme. De luminist streeft niet naar het effect van het licht op de buitenwereld natuurgetrouw weer te geven, maar zijn innerlijke reactie hierop. De vormen worden vereenvoudigd en de kleuren geintensiveerd.

Constructivisme - Stroming in de beeldende kunst die tussen 1910 en 1920 in de Sovjet-Unie ontstond en die zich van daaruit naar andere landen verspreidde. De kunstenaars streefden naar onafhankelijheid voor de kunsten maar ze vonden ook dat kunst aan het volk toebehoorde. De kunstwerken kenmerken zich door abstractie en het gebruik van vooral geometrische vormen.

Pointillisme - De Franse kunstenaarsgroep de Pointillisten, onder leiding van Georges Seurat, maakte gebruik van optische kleurmenging. Door kleine stippen zuivere kleuren naast en door elkaar te plaatsen vindt er, als men van een afstand kijkt, een optische kleurmenging plaats. Men ging er vanuit dat de kleuren op deze manier helderder en krachtiger overkwamen. De kleine stipjes, pointilles, bezorgden hen de naam Pointillisten. Een andere gebruikte term is Divisionisme.

Divisionisme - Stroming binnen de schilderkunst waarbij de verf opgebracht wordt in een stippeltjes- of streepjestechniek. Bijvoorbeeld Ferdinand Hart Nibbrig gebruikte deze techniek in zijn schilderijen.

Magisch realisme - Deze stroming in de beeldende kunst van de jaren twintig en dertig kenmerkt zich door een zeer nauwkeurige schildenwijze met een gladdde, onpersoonlijke penseelstreek. De elementen van de voorstelling zijn aan de werkelijkheid ontleend en blijven ook herkenbaar. Door ze echter uit de gebruikelijke omgeving te halen of ze in een ander verband te plaatsen ontstaat een vervreemdingseffect. Bekende vertegenwoordigers zijn Carel Willink, Dick Ket en Pyke Koch.