Kunstschilder Naam:
Dooijewaard, Jacob
(1876-?)
Geboren:
Amsterdam - 12 augustus 1876 Overleden:
Laren - 7 november
1969 Atelier/Adres:
Laren
-
Zijtak 24 - Blaricum -
Angerechtsweg 16 Jacob Dooijewaard werd geboren op 12
augustus 1876 te Amsterdam als zoon van een decoratie en
huisschilder. Al zeer jong kwamen zijn schildertalenten naar
voren. Op tienjarige leeftijd maakte hij zijn eerste
schilderijtjes op sigarenkistendekseltjes en zijn serieuze
artistieke opleiding begon op zijn vijftiende jaar. Hij mag
op woensdag- en zaterdagmiddag in het Rijksmuseum
schilderen. Vader Dooijewaard wilde dat Jacon zijn akte
tekenen behaalde om in zijn onderhoud te kunnen voorzien.
Hij studeerde te Amsterdam aan de Quelinusschool, onder
leiding van J. Visser. Daarna de Rijksnormaalschool onder
J.D. Huibers en daarna de Kunstnijverheidsschool. Al op negentienjarige leeftijd behaalde
hij zijn M.O.akte tekenen en ging tekenlessen geven om het
nodige geld voor zijn onderhoud bij elkaar te krijgen. Na
zijn studietijd ontwikkelde hij zich tot een perfect
klassiek naturalist en op zijn eenentwintigstejaar
schilderde hij in die stijl de prachtige, gave portretten
van zijn moeder en zuster Christine. Door zijn succesvolle
deelname aan expositie's in Amsterdam was hij staat om het
leeraarschap er aan te geven.Toen hij daarop een vijfjarig
contract kreeg van een kunsthandelaar, had hij voldoende
achtergrond en zelfvertrouwen om een eigen atelier te huren
aan de Amsterdamse Bloemgracht. Dit betekende hard werken, maar tevens
het begin van een turbulent bohemienleven met zijn vele
schildersvrienden, waaronder Frans
Langeveld, Derk
Meelis, Manus
van der Ven, de operazangers Van
der Hoek en Orelio en zijn jeugdvriend Joop Siedenburg.Er
werd behoorlijk gedronken en feest gevierd op de ateliers en
als er bij Jaap niets te doen was, gingen de vrolijke gasten
naar Frans
Langeveld die een groot maar niet
erg gerieflijk atelier had op de Egelantiersgracht. De jonge
garde van de Amsterdamse schilders was destijds sterk onder
invloed van Breitners impressionisme en ook Jaap Dooijewaard
ontkwam daar niet aan. Als echte Amsterdammer schilderde hij in
die jaren veel stadsgezichten en interieurs met figuren, die
onmiskenbaar die invloeden demonstreren. Hij wist echter aan
zijn impressionisme
een persoonlijke signatuur te geven. Deze werken, waaronder
ook portretten, worden nog altijd als de sterkste
kunstwerken uit zijn gehele oeuvre beschouwd. Spelende kinderen in het
westerpark - olieverf Singer Museum
Laren Zijn vriend Frans Langeveld ging
regelmatig naar Laren maar, Jaap schijnt nooit
voldoende belangstelling voor dit landelijke gebied te
hebben gehad om eens met hem mee te gaan. Dat hij als echte
stadsschilder tenslotte toch in Laren belandde, kwam door
toevallige omstandigheden. Frans en hij hadden een
gezamenlijke vriend, de jonge dichter Van Slooten, die er
wel wat voor voelde een tijdje rustig buiten te leven, maar
veel geld mocht dat niet kosten en liefst ging hij niet
alleen. Jaap Dooijewaard bood toen aan om met hem mee te
gaan en Frans Langeveld, bekend in Laren, wist een heel
klein huisje met een kamer bij de weduwe De Boer dat voor
een bescheiden bedragje te huur was. Het tweetal trok naar Laren en dit was
voor Jaap de eerste kennismaking met het Gooi. De rust in
dit landelijke dorpje was een geheel nieuwe ervaring voor de
aan drukte en lawaai gewende stadsjongen en het beviel hem
best. Van Slooten kreeg spoedig heimwee naar de grote stad
en vertrok weer, maar Jaap besloot nog wat te blijven. Hij
maakte kennis met de schilders in het kroegje van Jan
Hamdorff, ontmoette daar meer Amsterdammers en was al
spoedig in hun kring opgenomen. In 1899 ging hij met zijn
vriende
Frans Langeveld naar Parijs waar
zij een kamer huurde op het toen nog zeer landelijke Mont
Martre. Daar deden zij veel nieuwe indrukken op door het het
bezoeken van Musea en contacten met eigentijds
schilders. In 1901 vestigde hij zich in Laren
in een huurhuis op de Zijtak 24 en maakte daar een ordentelijk atelier en
begon er te schilderen. Kort daarna kwam ook zijn vriend en
collega Manus
van der Ven bij hem inwonen. Daar
maakte Jacob zijn bekende 'Rode breistertje'. Dit was zijn
schoonmaakster Jansje Puyk (zij trouwde later met van M.van
der Ven) die onder andere voor dit schilderij voor hem
poseerde. Kort nadien kreeg hij voor dit werk de Willinck
van Collenprijs, hetgeen een waardevol bewijs van erkenning
betekende. Jaap had al spoedig ontdekt dat in Laren
voor een goed schilder grote mogelijkheden waren en hij
begon zich te interesseren voor het boereninterieur. Het
duurde niet lang of zijn Amsterdamse vrienden werden
nieuwsgierig waar hij bleef en hoe hij het maakte.
Frans
Langeveld en Joop Siedenburg
waren de eersten die poolshoogte kwamen nemen, vergezeld van
een grote hoeveelheid pils en hun bezoek werd een echt
Amsterdams drinkgelag! De volgende dag liet Siedenburg een
piano aanrukken want bij drank en feest hoorde muziek, zei
hij. Het bleef natuurlijk niet bij dit ene bezoek want Jaap
was populair in Amsterdam en meer van zijn oude vrienden
kwamen naar hem toe. Al was het oorspronkelijk niet zijn
bedoeling geweest, het zag er nu naar uit, dat Jaap niet
meer naar Amsterdam terug zou keren. Dit vrije en landelijke
leven had hem in zijn greep. Toch was hij nog onrustig en ongedurig en
na een korte samenwerking met De
Court Onderwater, ging hij samen
met Douwe
Komter werken met de Nunspeetse
interieurschilder
Briët en trok met deze naar
Limburg, Brabant en Drente. Maar daarna keerde hij weer
terug naar Laren in 1914 en betrok een atelier achter
de boerderij van Van de Brink op het Zevenend. De boerderij
is afgebroken en op dit moment is het kantoor van Joop van
den Ende daar gevestigd. Op 2 juni 1922 heeft hij van
Evert
Pieters een boerderij, genaamd
'het Spookhuis' gekocht op de Angerechtsweg in
Blaricum die hij de naam 'Het Wonderhuis gaf'. In de
begin jaren dertig is aan de overkant van het Wonderhuis de
boerderij "De Zeven Linden" afgebrand. Deze boerderij werd
bewoond door Henry
van der Velde en Jaap heeft deze
boerderij door architect Hendrik Elzinga opnieuw herbouwd.
In 1933 was dit voltooid en betrok hij de nieuwe "Zeven
Linden" Hij maakte ook diverse studiereizen naar
Spanje (1910), Noorwegen 1919, Zuid-Frankrijk en Baskenland
(1920) Vanaf 1923 schilderde hij regelmatig bij zijn
Amerikaanse vrienden Anna en William
Singer in Noorwegen in de plaats
Olden. In 1927 hielden zij een gezamenlijke expositie in
Parijs bij galerie "Durand-Ruel" en daarna volgde voor Jaap
nog een afzonderlijke expositie eveneens bij deze galerie,
gevolgd door tentoonstellingen te Amsterdam bij kunsthandel
Frans Buffa en in New York bij de The Milch
Galleries. Na de tweede wereldoorlog ging
Dooijewaard regelmatig naar Olden met de weduwe Anna Singer
van zijn overleden vriend William Singer. Hij was een grote
steun voor haar en heeft er zeker aan bijgedragen tot de
totstandkoming van het Singer
Memorial Museum. Hij kreeg de volgende onderscheidingen:
De al eerder genoemde Willinck van Collenprijs, Arti et
Amicitiae Amsterdam, een zilveren medaille op de 4
jaarlijkse tentoonstelling Arnhem, Bronzen Medaille St.
Louis USA, Grand Prix Santiago -Chili 1910, Gouden medaille
H.M. Koninging Wilhelmina. Dooijewaard werd ook officier in
de Orde van Oranje Nassau. Hij kreeg tevens een Noorse
onderscheiding; "Ridder 1e klasse in de Orde van St.
Olaf". Dooijewaard was lid van de verenigingen:
'Arti et Amicitae' en 'St. Lucas' Amsterdam, 'Pulchri
Studio' te Den Haag en de Gooische schildersvereniging. Zijn
werken zijn te zien in het Singer Museum te Laren, Stedelijk
Museum te Amsterdam, Gemeente Museum Den Haag, Van Abbe
Museum te Eindhoven, Boymans Museum te Rotterdam, Koninklijk
Museum te Antwerpen, Museum te Barcelona, Portland (maine)
USA, Hagerstown (Maryland) USA. Jacob Dooijewaard werd begraven op het
St. Janskerkhof te Laren. (Heeft vermelding in de Pieter A.
Scheen 1750-1950) (Heeft vermelding in de S.J. Mak van Waay
1870-1940). olieverf Singer Museum
Laren